(Voorheen: Pharnacia biceps)
Opmerkingen bij deze soort
Zeer grote soort met vrouwtjes die tot 28 cm lang kunnen worden met poten. De soort laat zich moeilijk behandelen en is slecht handvast. Nimfen kunnen achteruitlopen en zelfs van je handen springen. Volwassen vrouwtjes laten zich vallen, en volwassen mannetjes zullen wegvliegen De kleur is normaal steeds bruin, maar groene kleurvarianten duiken regelmatig op. Vanaf de 2e verveling kun je duidelijk het geslacht herkennen. Mannetjes hebben geen lobben, vrouwtjes hebben lobben op hun potenen achterlijf.
- Oorsprong:Java
- Voedsel:Braam, eik
- Grootte (zonder poten): Mannetje 16 cm, vrouwtje 20 cm.
- Voortplanting:Seksueel
- Incubatietijd eieren: 4 tot 7 maanden.
- Tijd tot volwassenheid:6-7 maanden
Algemene verzorging
De grote nimfjes plaats je best in een niet al te geventileerde plek met een hoge vochtigheidsgraad. Ze zin moeilijk te hanteren, en bij vastnemen laten ze makkelijk een pootje los. Wees daarom steeds voorzichtig bij het verversen van het voedsel. Vanaf het derde stadium mag je uitkijken naar een iets meer geventileerde bak, maar hou de luchtvochtigheid ongeveer op 70%. Er is weinig uitval onder de nimfen, en de soort vertoont geen verdere moeilijkheden bij het opgroeien. Vermits het een grote soort is, voorzie je best ook een grote bak van minstens 80cm hoog om geen problemen te hebben.
Zorg voor de eieren
De soort laat ongeveer 2 tot 3 eitjes per dag op de grond vallen. Ze worden met het achterlijf weg geschoten, en je zal dus geregeld de eitjes horen tikken tegen de ramen. Hou de eitjes licht vochtig (1 tot 2 keer sproeien de week, en iets meer bij uitkomst) op keukenpapier, vermiculiet of coco-peat. Schimmel kan niet zo veel kwaad, maar probeer het toch te vermijden.