PSG 1 – Carausius morosus

PSG 1 - Carausius morosus - Nimfje

PSG 1 – Carausius morosus – Nimfje

PSG 1 - Carausius morosus - Subvolwassen vrouw

PSG 1 – Carausius morosus – Subvolwassen vrouw

PSG 1 - Carausius morosus - Volwassen vrouw

PSG 1 – Carausius morosus – Volwassen vrouw

PSG 1 - Carausius morosus - Volwassen vrouw

PSG 1 – Carausius morosus – Volwassen vrouw

PSG 1 - Carausius morosus - Gecamoufleerde takken

PSG 1 – Carausius morosus – Gecamoufleerde takken (foto: Pieter de Ridder)

PSG 1 - Carausius morosus - Gynandromorf (=vrouwtje met mannelijke kenmerken)

PSG 1 – Carausius morosus – Gynandromorf (=vrouwtje met mannelijke kenmerken)

PSG 1 - Carausius morosus - Eitjes

PSG 1 – Carausius morosus – Eitjes

Algemene verzorgingsfiche

  • Oorsprong: India
  • Voedsel: Klimop, braam, liguster, eik, hazelaar,…
  • Grootte (zonder poten): mannetje 6 cm, vrouwtje 8 cm
  • Voortplanting: Parthenogenetisch in cultuur
  • Incubatietijd eieren: 2-3 maanden
  • Zorg voor de eieren: De eitjes, zo’n 4 per dag laat het vrouwtje gewoon op de grond vallen. Je kan ze in een potje leggen op keukenpapier en af en toe eens sproeien. Hou er zeker niet te veel bij, anders ga je overstelpt worden met jonge takjes die je onmogelijk gaat kunnen verzorgen.
  • Verzorging en luchtvochtigheid: Geen al te moeilijke soort die niet al te veel eisen stelt. Keukenpapier of zand op de bodem voldoet. Elke avond de bak lichtjes sproeien om de vervellingen beter te laten verlopen en ze wat te laten drinken. Kamertemperatuur is voldoende.
  • Tijd tot volwassenheid: 4 tot 5 maanden
  • Terrarium en ventilatie: Een terrarium van minstens 20 cm hoog, afgedekt met gaas is reeds voldoende. Deze takken kan je op verschillende manieren houden, ook zonder ventilatie lukt de kweek van deze dieren.
  • Interessante weetjes: Dit is ongetwijfeld de bekendste soort die meeste mensen wel zullen kennen. Deze bekende tak is de Indische- of laboratorium wandelende tak, die aan het eind van de 19e eeuw door Franse missionarissen naar Europa is gebracht om zijn parthenogentische kenmerken (voortplanting zonder mannetjes) te kunnen bestuderen. Sindsdien wordt deze zeer eenvoudig te houden soort door velen succesvol gekweekt. Vrouwtjes zijn groen tot bruin met fijne stippeltjes (de kleur hangt af van de vochtigheid en de temperatuur waarop je de diertjes zitten hebt, maar kan ook tijdelijk veranderen door de lichtintensiteit). Bij volwassen dieren zijn de “oksels” van de voorpoten fel rood gekleurd. De antennes zijn ongeveer 4 cm groot. Mannetjes zijn er in cultuur amper te vinden. Wel zijn er in cultuur af en toe Gynadromorfen (vrouwtjes die mannelijke kenmerken hebben). Deze gedragen zich net als echte mannetjes, en proberen zelfs te paren (wat uiteraard niet zal lukken).
  • Moeilijkheidsgraad van 1 (makkelijk) tot 5 (zeer moeilijk): 1